In de eerste hoofstukken van de brief van Paulus aan de Romeinen wil hij laten zien dat de hele wereld in zonde leeft en de redding van Jezus nodig heeft. Om dit duidelijk te maken, neemt hij de Grieks-Romeinse wereld als voorbeeld en laat hij zien hoe ze ‘met hun onrechtvaardigheid de waarheid geweld aandoen’ en hun beperkte kennis van God vervingen door afgoderij (1:18-23 NBV). Het gevolg daarvan is te zien in hun samenleving. Eén van de gevolgen die Paulus hier noemt (misschien omdat het een zichtbare zonde was – en niet omdat het de ernstigste was) was de culturele acceptatie van homoseksuele gedrag. Dit ‘tegennatuurlijke’ gedrag werd, samen met een lijst van andere zonden, veroordeeld door God.

Romeinen 1:24-32 ‘Daarom ook heeft God hen in de begeerten van hun hart overgegeven aan de onreinheid om hun lichamen onder elkaar te onteren… Daarom heeft God hen overgegeven aan oneervolle hartstochten, want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. En evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkaar ontbrand: mannen doen schandelijke dingen met mannen en ontvangen het gepaste loon voor hun dwaling in zichzelf… Zij kennen het recht van God, namelijk dat zij die zulke dingen doen de dood verdienen, en toch doen zij niet alleen zelf deze dingen, maar stemmen ook in met hen die ze doen.’

Omdat deze verzen de kern vormen van het betreffende Bijbelgedeelte, raden we je aan om deze tekst zorgvuldig te bekijken. Welke teksten staan eromheen? Welke details staan er in de tekst? Neem daar echt even de tijd voor.

Vraag 1: Klopt het dat deze tekst niks te zeggen heeft over een liefdevolle en trouwe homoseksuele relatie tussen christenen, omdat het hier gaat om een homoseksuele relatie tussen mensen die God niet kennen of omdat het hier over afgoderij gaat?

Antwoord: In dit hoofdstuk worden verschillende seksuele en sociale zonden genoemd. Deze zonden komen veel vaker en uitbundiger voor in een samenleving die God niet kent. Hier vinden we een algemeen oordeel van God over elke vorm van homoseksuele relaties. In dit hoofdstuk lees je niet dat iemand die God niet kent altijd homoseksueel zal worden; ook niet dat een persoon die homoseksuele verlangens heeft, leeft zonder God of God niet kent.

Lees verder: Goddeloze cultuur: Paulus noemt aan het begin van zijn brief een aantal kenmerken van de Romeinse Goddeloze samenleving. Een Goddeloze cultuur is een gezamenlijke manier van denken en leven waarin God niet als God erkend wordt. Iemand of iets anders neemt de centrale plek van God in.

Homoseksuele relaties en cultuur: Seksuele relaties tussen twee mensen van hetzelfde geslacht worden in Romeinen 1 duidelijk genoemd en veroordeeld; niet omdat het de ergste vorm van zonde is, maar als een voorbeeld van moreel verval van een cultuur die God negeert. Paulus spreekt hier niet over bepaalde personen, maar over iets wat zich in de hele samenleving afspeelde: hij zei niet dat iemand die zonder God leeft altijd homoseksueel zal worden; ook niet dat een persoon die homoseksuele verlangens heeft zonder God leeft.

Gods manier van oordelen: God veroordeelt een cultuur door de mensen daarin te laten doen wat ze graag willen: ‘Toen gaf God de mensen over aan de macht van het kwaad. Hun slechte verlangens zijn de baas over hen geworden’ (1:24 BGT), ‘Daarom zorgde God ervoor dat ze slaaf werden van hun eigen zinloze ideeën’ (1:28 BGT). God haalt Zijn rem eraf. Zo wordt een maatschappij die zonder God leeft alleen maar erger. Dit is Gods algemene oordeel over een samenleving. In het volgende hoofdstuk schrijft Paulus over een persoonlijk oordeel: ‘… Die ieder vergelden zal naar zijn werken’ (2:5-6).

Homoseksuele relaties en afgoderij: Worden homoseksuele relaties hier door God sterk afgekeurd alleen omdat het met het dienen van afgoden te maken heeft? Nee. Paulus zegt hier over het hebben van ‘niet-natuurlijke seks’ dat het één van de eigenschappen van de Goddeloze Romeins-Griekse wereld van die tijd is. Homoseksuele relaties bleven ‘onnatuurlijk’ binnen en buiten afgodendiensten. Gods afkeuring hier is algemeen.

Vraag 2: Moet je niet zeggen dat homoseksuele relaties natuurlijk zijn voor mensen met homoseksuele gevoelens, maar tegennatuurlijk voor mensen met heteroseksuele gevoelens? In dit tekstgedeelte gaat het er toch om dat ‘heteroseksuele mensen’ die seks hebben met iemand van hetzelfde geslacht worden veroordeeld?

Antwoord: Een seksuele relatie tussen mannen onderling en tussen vrouwen onderling wordt beschreven als ‘tegennatuurlijk’ (1:26). De betekenis van het woord ‘natuurlijk’ wordt door de apostel Paulus zelf uitgelegd in vers 27: ‘En evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkaar ontbrand.’ Een ‘natuurlijke’ seksuele relatie is er een tussen een man en een vrouw.

Lees verder: Wat ‘natuurlijk’ is, wordt niet bepaald door hoe iemand seksualiteit beleeft, wat een cultuur op een bepaalde tijd goed vindt of wat een samenleving ‘legaal’ verklaart – maar door hoe God de natuur ontwierp en schiep. Het is niet iets individueels maar iets universeels. Het is zoals God het oorspronkelijk bedoeld heeft.

God maakte een man en een vrouw, met hun verschillende lichamen en deze lichamen hebben een natuurlijke wisselwerking met elkaar. Deze ‘natuurlijke seks’ is de enige mogelijke manier waarop mensen zich kunnen voortplanten. Het is de ‘natuurlijke’ manier om kinderen te krijgen. Het heteroseksuele verlangen dat hiertoe leidt is een ‘natuurlijk’ verlangen. Alle vormen van seks die niet tussen een man en een vrouw plaats vinden gaan tegen de natuur in.

Vraag 3: Een homoseksuele relatie tussen gelijkwaardig vrienden bestond toen toch nog niet? Waarom zouden we dan deze teksten toepassen op een liefdevolle en trouwe homoseksuele relatie van nu?

Antwoord: In de Grieks-Romeinse wereld waren homoseksuele relaties sociaal geaccepteerd binnen machtsverhoudingen, bijvoorbeeld van iemand met een slaaf, of een oudere man met een jonge man. Maar dat betekent niet dat homoseksuele relaties tussen twee vrienden niet voorkwamen. Plato (427-347 v.C.) spreekt openlijk over seks tussen mannen, ook als een uiting van vriendschap en liefde. Om te stellen dat een seksuele relatie tussen homoseksuele vrienden in een context van ‘liefde en trouw’ onbekend was in de tijd van Paulus is simpelweg niet waar. Romeinen 1 spreek ook over díe relaties.

Lees verder: Romeinen 1 gaat niet om gewelddadige of gedwongen seks tussen twee mensen van hetzelfde geslacht, maar om een vrijwillige relatie: ‘… en zijn in wellust voor elkander ontbrand’ (1:27 NBG). Het feit dat Paulus hier lesbisch (1:26) en homoseksueel (1:27) gedrag duidelijk benoemt, ondersteunt de conclusie dat het hier gaat om een veroordeling van homoseksuele relaties in het algemeen – en niet beperkt tot pederastie (seks tussen mannen en jongens) die redelijk geaccepteerd werd in die cultuur.

We hebben allemaal te maken met gebrokenheid in onze seksualiteit: Aan het einde van Romeinen 1 vinden we een lijst met een aantal zonden, die voortkomen uit het ‘verwerpelijke denken’ van een cultuur die zonder God leeft (1:28-32). Een seksuele relatie tussen twee mensen van hetzelfde geslacht is geen zonde die erger is dan andere zonden. Een homoseksuele relatie is niet erger dan een heteroseksuele relatie buiten de grenzen die God gegeven heeft. We hebben allemaal te maken met onze eigen gebrokenheid, die we terug zien komen in de gerichtheid op onszelf, of dit nu bij homo- of heteroseksuele relaties is of bij andere seksuele gevoelens. En als christenen zijn we allen geroepen om rein en heilig voor God te leven – en ook om elkaar aan te moedigen en te helpen om zo te leven – en niet andersom! (1:32).